Het slachtoffer heeft volgens de officier van justitie die ochtend “geen schijn van kans”. De twee mannen zijn net begonnen met hun werkdag op de bouwplaats, als ze een discussie krijgen over het lassen van een buis. Die discussie mondt uit in ruzie, waarop de verdachte op een zeker moment naar een bestelbus loopt, een mes pakt, terug loopt naar zijn collega en hem neersteekt. Het slachtoffer overlijdt later die dag in het ziekenhuis.
De verdachte, hij rijdt na het incident naar huis en wordt diezelfde dag aangehouden, legt een bekennende verklaring af en een collega (en vriend van het slachtoffer) is getuige van het incident. Een duidelijke reden geeft de verdachte tot op de dag vandaag niet voor zijn handelen. “Ongeloof”, is volgens het OM de juiste typering voor deze zaak. “Ongeloof omdat er werkelijk geen aanleiding was. Want wie kent geen onenigheid op de werkvloer, irritatie en ergernis. Pestgedrag soms zelfs. Maar dat je wordt doodgestoken op je werk is iets onwerkelijks.”
De officier van justitie vervolgt: “In deze zaak is er sprake van pure opzet, er was geen enkele aanleiding anders dan een meningsverschil. Er is geen duidelijke psychische stoornis en verdachte heeft een moment van bezinning kunnen hebben toen hij naar de bus liep om een mes te pakken en weer terug te lopen.” Het OM achtte voor de meervoudige kamer daarom doodslag bewezen.